donderdag 16 oktober 2014

Zuidereiland


De vakantie zit er helaas weer op en de campervan die de afgelopen twee weken onze steun en toeverlaat was op het zuidereiland hebben we net weer ingeleverd. Het waren twee onvergetelijke weken en ruim 3000 fascinerende kilometers. 
Het reizen per campervan is ons erg goed bevallen. In  Nieuw Zeeland zijn de campers in alle soorten en maten enorm populair en het is wel te snappen waarom. Het land is helemaal ingesteld op campervans. Alle dorpjes en steden zijn ruim van opzet en hebben geen gebrek aan ruime parkeerplaatsen en in bijna elk gehucht heb je wel een camping, of een particulier die van een veldje of erf zijn eigen plek voor campers heeft gemaakt. En dan heb ik het nog niet over de talloze (vaak idillische plekjes) waar je gratis kunt overnachten. Als je het een beetje onder de knie hebt om een gevaarte van 7 meter lang en 3 meter hoog over kronkelige tweebaans wegen te navigeren is reizen per campervan echt ideaal. 

Onze reis begon met een tocht richting Wellington. We vertrokken 's middags uit Taupo om 's avonds aan te komen zo'n half uurtje van Wellington op een gratis camperplek naast een rugbyveld. De kinderen konden direct hun bed in en wij volgden snel, want de volgende dag moesten we vroeg weg om de Interislander (de boot naar het zuidereiland) te halen. 
Bij zonsopgang reden we Welington binnen en we konden na het inchecken voor de ferry in de wachtrij ontbijten. De overtocht per Interislander duurt 3 uur, maar met filmpjes en een speelhal aan boord is dat prima uit te houden. Rond het middaguur kwamen we aan in Picton, nadat we eerst vanaf de boot al konden genieten van het eerste natuurschoon dat het zuidereiland te bieden heeft: de Queen Charlotte Sound, en zeearm gelegen tussen de steile bergen van het vasteland. Vanuit Picton begonnen we ons rondje met de klok mee. Op richting Kaikoura, bekend om het wildlife spotten. We namen highway 1 (die langs de hele oostkust loopt). Maar laat je niet bedotten door de term highway. Highway betekent hier een geasfalteerde tweebaans weg met als je geluk hebt een paar paaltjes die jou scheiden van zee, ravijn, etc...vangrails zijn hier zeer zeldzaam. Reizen gaat hier dus niet al te snel, maar des te meer tijd heb je om te genieten van de omgeving. En die is eigenlijk continu meer dan de moeite waard. 
Ons plan was om in Kaikoura naar de zeehondenkolonie te wandelen, maar ter plekke besloten we voor de volgende dag een walvistour te boeken. Geen probleem, dat is het vordeel van reizen buiten het hoofdseizoen. Omdat we geen vooraf uitgestippelde en gereserveerde reis wilden was dat een bewuste keuze van ons geweest. Met de tickets voor de walvistour op zak maakten we een wandeling over de rotsen langs zee. Al snel vonden we de zeehonden, die lekker in de zon lagen te luieren. Toch bijzonder om die beesten in het wild op zo'n 20 meter afstand van je te zien. 

Na een korte nachtrust, overtocht en fikse wandeling vonden we dat we wel een lekker diner verdiend hadden. We parkeerden de camper bij een ierse pub/restaurant/hotel in het achterland, waar we heerlijk aten en mochten blijven slapen op de parkeerplaats. De volgende dag gingen we op jacht om walvissen te spotten. We vonden er twee (een potvis en een bultrug) en ook nog wat dolfijnen. Isen en Marieke hadden helaas last van de ruige zee. De zee was zelfs zo ruig dat de tours na ons afgelast werden. Met vaste land onder de voeten voelde beide dames zich snel weer beter en vertrokken we verder zuidwaards richting Christchurch. 



Christchurch is een mooie stad, maar de littekens van de aardbevingen in 2010 en 2011 zijn nog steeds zichtbaar. Overal staan gebouwen in de steigers en de cathedraal ligt in puin. Maar Christchurch heeft nog steeds genoeg te bieden. We hebben het museum en de botanical gardens bezocht, hebben een sightseeing ritje gemaakt met een oude tram en hebben ons laten varen over de Avon. Het zognenaamde "punting on the Avon" is typisch Christchurch. Op een plat bootje wordt je over de ondiepe Avon rivier gevaren door een punter (iemand met een lange stok). Een soort gondels zoals in Venetie zeg maar. Na ons dagje Christchurch sliepen we aan een baai vaan het Akaroa schiereiland.


 Dit was in de stad, bij het zgn IceFest, alles over Antarctica!

De volgende dag was het slecht weer en viel ons bezoek aan het plaatsje Akaroa letterlijk in het water. Met onderweg zelfs heuze natte sneeuw reden we verder naar Oamaru. Oamaru is een leuk plaatsje met een heuze victoriaanse wijk met oude gebouwen en leuke winkeltjes. Daar hebben we dus even rondgewandeld en genoten van een afternoon tea. Daarna was het tijd voor de tweede attractie van Oamaru: pinguins. Oamaru heeft twee pinguinkolonies die broeden in de duinen. In alle vroegte vetrekken de pinguins naar zee om vis te gaan vangen en in de late middag keren ze terug naar partner en jongen. Het is dus wachten op de uit zee terugkerende pinguins. De grote kolonie van blauwe pinguins kun je betaald zien terugkeren, maar wij kozen ervoor om voor de gratis terugkomst van de geelogige pinguins te gaan. De kolonie geelogige pinguins is klein. Gemiddeld zo'n 6 koppels nestelen er per jaar. Een uur spotten leverde ons welgeteld twee terugkerende pinguins op. Na al dat spotten en uitwaaien parkeerden we de campervan op een klif uitkijkend over zee. Er zijn slechtere plekken om de nacht door te brengen.
Verwonderd stonden we de volgende dag op het strand te kijken naar de Moeraki Boulders, grote, ronde stenen met een doorsnede van soms wel 4 meter, die oorspronkelijk als klein kiezelsteentje zijn begonnen, maar door het ophopen van kalkzouten uiteindelijk tot deze enorme stenen zijn verworden.

De volgende stop was Dunedin, na Christchurch de tweede stad van het zuidereiland. Ook rondom Dunedin valt te genieten van wildlife, maar aangezien we al het een en ander op dit vlak gedaan hadden besloten we een tripje te regelen per trein met de taieri gorge railway. Dat was zo geregeld voor de volgende dag, zodat we de rest van de middag konden gebruiken om Dunedin te bekijken en de kinderen hun hoogtepunt van de vakantie konden bezorgen: een rondleiding door de Cadbury chocoladefabriek. Alles wat je wilt weten over chocola, een heuze chocolade waterval en heel veel gratis chocola...wat kun je je meer wensen als kind. De campervan parkeerden we voor de nacht op een camping in Portobello op het Dunedin schiereiland. 

Op het schiereiland bezochten we nog het enige kasteel van Nieuw Zeeland: Larnach Castle. Daarna was het tijd voor ons treinritje door de Taieri gorge. 

                                                       Ga je met de trein, moet je nog een stuk lopen ook.....

Na een laatste nacht aan de oostkust, even onder Dunedin, was het nu tijd om het eiland te doorkruisen naar de westkust. Een flinke rit, door vooral regen, bracht ons in Te Anau. 
Te Anau is de plek om tours naar Milford Sound te regelen. Milford Sound is het beroemdste fjord van Fjordland National Park, het grootste national park van Nieuw Zeeland. Om een idee te geven: Fjordland is groter dan Yellowstone en Yosemite bij elkaar en is nauwelijks toegankelijk. Toen wij aankwamen in Te Anau zou de weg naar Milford Sound misschien dicht gaan. Die week was de weg al regelmatig afgesloten geweest vanwege lawinegevaar. We besloten toch maar een tour te boeken voor de volgende dag en gebruikten de gratis ticket die we bij de tour kregen voor een film over Milford Sound. De bioscoop was een prima optie, omdat het weer in Te Anau niet geweldig was. We sliepen op een industrieterein achter een bedrijf dat die ruimte beschikbaar stelde voor campervans. 
De volgende ochtend was het stralend weer en zagen we pas wat eens schitterend uitzicht we eigenlijk hadden op de besneeuwde bergen. 

Het weer was prima, de rit naar Milford Sound prachtig en de cruise op de sound zelf nog beter. Omdat het in Fjordland heel vaak regent schijn je erg geluk te moeten hebben met het weer. Wij hadden dus geluk. Het weer was prachtig en de weg was open. Hoe mooi Milford Sound is is moeilijk te beschrijven. Je vaart tussen twee wanden door die rijkelijk begroeid zijn met groen en waar de ene na de andere waterval naar beneden komt. Ondertussen zwemmen er om je heen nog dolfijnen en zeehonden. Probeer je er maar iets bij voor te stellen. 



Vanuit Fjordland voerde onze tocht langs de westkust weer omhoog. De weersverwachting was niet geweldig en de westkust staat erom bekend dat het kan spoken. We hadden in de buurt van Te Anau ook al een nacht noodweer meegemaakt. Zeer zware storm, die de campervan deed schommelen. Omdat we een pas over moesten naar de westkust hadden we zo onze twijfels. 's morgens was de wind gaan liggen en besloten we maar te bekijken hoever we zouden komen. We reden adrenaline hub Queenstown voorbij. Niet echt onze cup-of-tea met drie kinderen. En Taupo is trouwens ook een goed alternatief! Onze eerste stop was Arrowtown, een soort replica wild-west stadje. Leuk, maar regen zorgde ervoor dat we het maar bij een kort bezoekje hielden. En toen begon dus de tocht door Aspiring national park over de Haast pas. Erg mooi, erg bochtig en erg groen. Het was een lange rit, maar voor we er erg in hadden waren we over het hoogste punt heen (ruim 500 meter) en begon de afdaling tot onze nachtstop Haast. Geen centje pijn dus deze pas. Misschien dat we met de alpenpassen in Europa bij het woord "pas" wat heftigers voorstellen. In Haast (een gehucht van niks) vonden we de lokale hangout/kroeg/restaurant en genoten van een lekker diner.
De toch langs de westkust omhoog ging verder via de Fox Gletsjer en Franz Jozef Gletsjer. Ook hier moet je je niet al te winterse taferelen voorstellen. Door groen,subtropisch bos liepen we naar de uitkijkpunten, maar beide gletsjers vielen wat tegen. In de verte was vaag wat sneeuw/ijs te zien, maar toch vooral veel groen, steen en een kolkende rivier van smeltwater. Waarschijnlijk is het hoger op de gletsjer, waar je alleen per helicopter kan komen, of in de winter spectaculairder. 

                                          Heel in de verte zie je nog een stukje van de gletsjer....
                                                        Haast Pass

En hoe dan ook nemen de gletjers met de tijd in grootte af. Deze dag vol gletsjers sloten we af aan het strand in Hokitika met pizza en zonsondergang.


Ons rondje was bijna voltooid en de laatste stop was het Abel Tasman national park. Onderweg stopten we bij de de pannekoek rotsen bij Punaikaiki. Hoe deze rotsen, die opgebouwd zijn uit allemaal laagjes (pannekoeken), zijn ontstaan is onduidelijk. De rotsen vormen samen een heel complex, inclusief grotten en doorgangen en samen met de woeste zee zorgt dat voor een mooi spektakel. 

Een mooie rit door de Buller gorge bracht ons uiteindelijk in Motueka, waar we konden overnachten op de oprit van bekenden. 
Onderweg was er op de valreep een tour in het Abel Tasman park geregeld. 's ochtends reden we naar de boot, die ons over een rustige zee en onder het genot van een zonnetje naar Torrent beach in het park bracht. Het Abel Tasman park is een klein national park dat vooral bestaat uit stranden en bos. Een van de bekendste wandelingen van Nieuw Zeeland is de wandeling langs de kustlijn van het Abel Tasman park. Met de kinderen was de hele wandeling (duurt meerdere dagen) wat teveel van het goede, maar vanaf Torrent beach liepen we een deel van de tocht, tot aan Bark bay. Aan het strand konden we nog even luieren, terwijl de kinderen in het water speelden. De boot haalde ons later in de middag weer op en trakteerde ons op de terugweg nog op een groep dolfijnen. 




Na een laatste nacht in Nelson namen we met het rijden van de Queen Charlotte drive (zeer bochtig!) naar Picton in stijl afscheid van het zuidereiland. Ongeveer twaalf uur na ons vertrek uit Nelson kwamen we moe maar voldaan aan in Taupo.